Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lang·dra·dig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen langdradig langdradiger langdradigst
verbogen langdradige langdradigere langdradigste
partitief langdradigs langdradigers -

Bijvoeglijk naamwoord

langdradig

  1. langdurig, vervelend en saai
    • De burgemeester die het kort zou houden, hield weer een van zijn langdradige toespraken. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen