Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ko·me te·rug
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
terugkomen

kome terug

  1. aanvoegende wijs van terugkomen
      ‘Uwe Majesteit kome terug van den indruk, ‘schreef hij, ‘alsof men met goedheid iets bij dit volk zou kunnen uitrichten. Het is reeds zoover gekomen, dat velen die vroeger voor eene genadige behandeling waren, thans van hunne dwaling terugkomen, hunne vergissing erkennen, en van gevoelen zijn, dat geen levende ziel in Alkmaar behoort gelaten te worden, maar allen over de kling moeten gejaagd’.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    J.L. Motley (vert. R.C. Bakhuizen van den Brink)
    “De opkomst van de Nederlandsche Republiek. Deel 3.” (1879), Van Stockum, Den Haag, p. 119