Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kom te·rug
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
terugkomen

kom terug

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugkomen
    • Ik kom terug. 
  2. gebiedende wijs van terugkomen
    • Kom terug! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugkomen
    • Kom je terug? 


Gangbaarheid