Nederlands

 
[1] kolenwagen
 
[2] kolenwagen
Uitspraak
Woordafbreking
  • ko·len·wa·gen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kolenwagen kolenwagens
verkleinwoord kolenwagentje kolenwagentjes

Zelfstandig naamwoord

de kolenwagenm

  1. open treinwagon waarin kolen worden vervoerd
     Hij zweeg en liet zijn blik op de wielen rusten van een kolenwagen, die langzaam voorbij schoof over de rails.[2]
     Naarmate de oorlog vorderde, werden kampen echter gesloten en werden gevangen keer op keer verplaatst. „Het transport van het Poolse kamp Gross-Rosen naar Dora Mittelbrau was het ergste dat ik in mijn leven heb meegemaakt. Vier nachten in een open kolenwagen, met temperaturen tegen de 40 graden onder nul, zonder eten en drinken.” In een van de laatste kampen waar Bamberg verbleef redde een kampvriend zijn leven door een document te vervalsen en hem in de ziekenboeg onder te brengen.[3]
  2. een wagen achter een stoomlocomotief waarin steenkool en water worden vervoerd
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Anna Karenina”   (1877), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028276062
  3.   Weblink bron
    Michiel Satink
    “Bamberg overleefde elf concentratiekampen” (30 september 2010), Reformatorisch Dagblad