Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • klon·te·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen klonterig klonteriger klonterigst
verbogen klonterige klonterigere klonterigste
partitief klonterigs klonterigers -

Bijvoeglijk naamwoord

klonterig

  1. met klonten
    • Hoe goed hij ook probeerde om een mooi glad beslag te maken voor de pannenkoeken, het bleeft klonterig. 
Antoniemen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be