Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • klan·ten·be·zoek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord klantenbezoek klantenbezoeken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het klantenbezoeko

  1. (economie) persoonlijk contact met mensen die producten kopen van een bedrijf of organisatie
     Voor haar klantenbezoeken heeft ze twee pakken die ze afwisselend draagt. Dat is zat.[1]
     De combitunnel in Nijverdal werd vier maanden geleden geopend. In de Grotestraat is het nu rustiger. De winkeliers zijn positief over het klantenbezoek.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Carla de Jong
    “Geheim leven” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026346132
  2.   Weblink bron “Grotestraat Nijverdal rustiger, nu nog gezelliger” (30-12-2015), Tubantia