kijk vooruit
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kijk voor·uit
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
vooruitkijken |
kijk (...) vooruit
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vooruitkijken
- Ik kijk vooruit.
- gebiedende wijs van vooruitkijken
- Kijk vooruit!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vooruitkijken
- Kijk je vooruit?