Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kijk op
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
opkijken

kijk op

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opkijken
    • Ik kijk op. 
  2. gebiedende wijs van opkijken
    • Kijk op! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opkijken
    • Kijk je op? 


Gangbaarheid