kerstboombal
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kerst·boom·bal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kerstboombal | kerstboomballen |
verkleinwoord | kerstboomballetje | kerstboomballetjes |
Zelfstandig naamwoord
het kerstboombal o
- (kerst) een bal die men als versiering ophangt aan de takken van een kerstboom
- De kerstboombal glinsterde in het licht van de kerstlichtjes.