kerstboom

1. Een kerstboom.

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  kerstboom    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈkɛrs(t)bom / (2 lettergrepen)
  • (Noord-Nederland): /ˈkɛrsd.bom/
  • (Vlaanderen, Brabant): /ˈkɛrsd.bom/
  • (Limburg): /ˈkɛrz.bom/

Woordafbreking

• kerst·boom

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  kerst zn  en  boom zn , aangetroffen vanaf 1837

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	kerstboom	kerstbomen
verkleinwoord	kerstboompje	kerstboompjes

Zelfstandig naamwoord

de kerstboom m

1. (kerst), (plantkunde) rond Kerstmis opgestelde naaldboom met allerlei versieringen

   • Bijna iedereen heeft met Kerstmis een kerstboom in de huiskamer staan. 

   ▸ De brandende lampion die de kinderen, op de avond van Sint Maarten, zingend langs de huizen dragen, de kerstboom, de suizende lichtpijlen als het nieuwe jaar begint en de hoge sprong over het vuur op het zomerfeest van Sint Jan.

2. (kerst), (plantkunde) namaakboom die rond Kerstmis wordt opgesteld met allerlei versieringen

   ▸ In het ouderlijk huis trof ik mijn moeder op de grond, in gevecht met de plastic kerstboom die drie keer dubbelgeklapt in een bewaarhoes moest.

Hyponiemen

• kunstkerstboom, nepkerstboom

Afgeleide begrippen

• kerstbomenmarkt, kerstboomachtig, kerstboombal, kerstboombewaker, kerstboomengel, kerstboomfoto, kerstboomgeur, kerstboomhanger, kerstboompiek, kerstboomslinger, kerstboomster, kerstboomtheorie, kerstboomvariant, kerstboomverbranding, kerstboomverlichting, kerstboomversiering, kerstboomvorm, kerstboomvormig

Vertalingen

    1. rond Kerstmis opgestelde naaldboom met allerlei versieringen   

Afrikaans: kersboom (af) Albanees: pema e Vitit të Ri (sq) Bretons: gwezenn Nedeleg (br) v Catalaans: arbre de Nadal (ca) Cornisch: gwydhenn Nadelik (kw) Deens: juletræ (da) o Duits: Weihnachtsbaum (de) m, Christbaum (de) m Engels: Christmas tree (en) Esperanto: Kristnaska arbo (eo), kristnaskarbo (eo) Estisch: jõulupuu (et), jõulukuusk (et) Fins: joulukuusi (fi), joulupuu (fi) Frans: arbre de Noël (fr) m, sapin de Noël (fr) m Fries: krystbeam (fy) Georgisch: საშობაო ნაძვის ხე (ka) Grieks: χριστουγεννιάτικο δέντρο (el) o Hebreeuws: עץ חג המולד (he)

Iers: crann Nollag (ga) IJslands: jólatré (is) o Indonesisch: pohon Natal (id) Italiaans: albero di Natale (it) m Japans: クリスマスツリー (ja) Kroatisch: božićno drvo (hr) Noors: juletre (no) o Nynorsk: juletre (nn) o Pools: choinka (pl) v Portugees: árvore de Natal (pt) v Roemeens: pom de Crăciun (ro) Russisch: новогодняя ёлка (ru), ёлка (ru) Spaans: árbol de Navidad (es) m Tsjechisch: vánoční stromek (cs) Welsh: coeden Nadolig (cy) Zweeds: julgran (sv)

Gangbaarheid

• Het woord kerstboom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kerstboom" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.