Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kel·der·de te·rug
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
terugkelderen

kelderde (…) terug

  1. enkelvoud verleden tijd van terugkelderen
    • Ik kelderde terug. 
    • Jij kelderde terug. 
    • Hij, zij, het kelderde terug. 

Gangbaarheid