Nederlands

 
kapittelzaal
Uitspraak
Woordafbreking
  • ka·pit·tel·zaal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kapittelzaal kapittelzalen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de kapittelzaalv / m

  1. (religie) vertrek waar kloosterlingen samenkomen om te lezen en te discussiëren
     De school bevond zich in de noordelijke zijbeuk van de Plechelmuskerk, in de oude kapittelzaal en had drie lokalen. Verder was er nog een lokaal in de sacristie. „Met deze Latijnse School had Oldenzaal de beste onderwijsmogelijkheid van de gehele streek”, zegt conservator Ruud Olde Dubbelink van het historisch museum in de Marktstraat.[2]
     Daarnaast zullen nog te creëren vergaderzalen namen krijgen die verwijzen naar het kloosterverleden. Zo zal de ruimte bij het pijporgel (oksaal) omgevormd worden tot Kapittelzaal en het priesterkoor wordt omgebouwd tot Refterzaal. Ook wordt het bosperceel getransformeerd naar een park: de kloostertuin.[3]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Latijnse School in museum Palthe-Huis” (14-06-12,), Tubantia
  3.   Weblink bron
    Wim Goorhuis
    “Pancratiuskerk Albergen wordt ‘Het Klooster’ voor Lucas IT” (31-03-21,), Tubantia