Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kan·toor·werk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kantoorwerk
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het kantoorwerko

  1. werk op een kantoor
    • Je kunt vanuit een rolstoel prima kantoorwerk verrichten. 

Gangbaarheid