Nederlands

 
1. Een schotel van kalkoenlever met stukjes appel en ui.
Uitspraak
Woordafbreking
  • kal·koen·le·ver
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kalkoenlever kalkoenlevers
verkleinwoord kalkoenlevertje kalkoenlevertjes

Zelfstandig naamwoord

de kalkoenleverv / m

  1. (zoötomie) orgaan dat een grote rol speelt in de stofwisseling van een kalkoen Meleagris gallopavo  
  2. (voeding) orgaan van een kalkoen Meleagris gallopavo  , na het slachten vaak gegeten als delicatesse
     Als je weet hoe je kalkoenlever moet bereiden, zal het zacht en sappig worden.[1]
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Kalkoenlever”, foodofdream.com