Nederlands

 
4. Een viertal kippenlevers.
Uitspraak
Woordafbreking
  • kip·pen·le·ver
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kippenlever kippenlevers
verkleinwoord kippenlevertje kippenlevertjes

Zelfstandig naamwoord

de kippenleverv / m

  1. (zoötomie) orgaan dat een grote rol speelt in de stofwisseling van een hoen, Gallus gallus  
  2. (voeding) orgaan van een hoen, na het slachten gegeten als delicatesse
     100 g kippenlever bevat de dagelijkse hoeveelheid ijzer en een grote hoeveelheid foliumzuur, die verantwoordelijk is voor de bloedvorming.[1]
     Maar kippenhartjes zijn in Nederland voor de poes, en kippenlever – ook een soort slachtafval – wordt vooral door oude mensen gegeten. Een vergissing, want er is maar weinig dat zo mals en zo zacht is als gebakken kippenlevertjes met ui, afgeblust met een scheutje cognac of marsala, op een geroosterd broodje.[2]
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Kiplever”, foodofdream.com
  2.   Weblink bron
    Martine Kamsma
    “Het wildseizoen is tegenwoordig never ending” (26 november 2018) op nrc.nl