januariavond
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ja·nu·a·ri·avond
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van januari zn en avond zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | januariavond | januariavonden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de januariavond m
- een avond in januari
- ▸ Op een koude januariavond in 2005 sjeest er een zwarte Formule 1-auto door de Reguliersbreestraat in Amsterdam. In de cockpit zit een man die zijn droom heeft waargemaakt, want enkele weken later zal Christijan Albers debuteren in de koningsklasse van het racen.[1]
Synoniemen
- februariavond, maartavond, aprilavond, meiavond, juniavond, juliavond, augustusavond, septemberavond, oktoberavond, novemberavond, decemberavond
Gangbaarheid
- Het woord januariavond staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron David Hessing“De dramatische pitstop van Christijan Albers” (01-07-2020), Tubantia