Nederlands

 
[4] jacket
Uitspraak
Woordafbreking
  • jac·ket
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord jacket jackets
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het jacketo

  1. (kleding) jasje of vest
    • De collectie bestaat uit een tennisjurk voor overdag en ééntje voor 's avonds, een bomber jacket, een tas en tennisschoenen. [3] 
    • De hele wereld leek wel een beetje Vetements-gek. Kanye West werd gespot op hun shows en zelfs Celine Dion verscheen in de 'Titanic'- hoodie. Hoewel het label peperdure stukken verkoopt met prijzen rond de 700 euro voor een sweater en 3.500 euro voor een lederen jacket, vlogen ze over de toonbank. Veel van hun bekende stukken waren elk seizoen meteen uitverkocht. [4] 
    • Ik dacht echt dat hij overboord geslagen was, want ergens halverwege de boot hing een laars van hem onderste boven aan de reling. Gelukkig was dat niet zo en stond hij met een opgeblazen life jacket....... lachend te vertellen dat hij oké was. [5] 
  2. kroon die over een tand geplaatst kan worden
  3. hoesje voor cd of diskette
  4. huls waarover men iets kan schuiven
    • Funderingsspecialist Sif gaat meewerken aan de bouw van nieuwe gaswinningsfaciliteiten voor een Deens gasveld. Het Limburgse bedrijf gaat samen met het Spaanse Dragados twee zogeheten jackets bouwen, waar een gaswinningsinstallatie bovenop kan worden geplaatst. [6] 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[7]

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
jacket jackets

Zelfstandig naamwoord

jacket

  1. (kleding) jas, jekker
  2. huls, omhulsel
  3. hoes
  4. schil
  5. vacht