jaartijd
Niet te verwarren met: jaargetijde |
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- jaar·tijd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | jaartijd | jaartijden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de jaartijd m
- (Jiddisch-Hebreeuws) jaarlijkse herdenking van de sterfdag van een familielid
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord jaartijd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.