Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·leef·va·kan·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord inleefvakantie inleefvakanties
verkleinwoord inleefvakantietje inleefvakantietjes

Zelfstandig naamwoord

de inleefvakantiev

  1. een vakantie waarin je je dompelt in het leven van een andere en zo meer begrip voor die persoon of groep kunt krijgen
     Als trouwe DPG Media-dienaar vind ik dat jammer. Maar in plaats van gratuit roepen dat er geen hol op tv is, denk ik liever in oplossingen. En die denk ik vorige week gevonden te hebben, tijdens een deugddoende inleefvakantie op Ibiza, op de Spaanse televisiezender Antena 3.[1]
     inleefvakantie: Het voormalige vakantiecentrum Zon en Zee in Westende, dat werd omgevormd tot asielcentrum, ontvangt weer een beperkt aantal toeristen. Van de toeristen wordt wel een zeker engagement verwacht. Ze kunnen bijvoorbeeld deelnemen aan educatieve activiteiten in verband met asiel en migratie. Op die manier kunnen ze zich inleven in het vluchtelingenbestaan van de asielzoekers.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    ROBIN BROO
    “Bart Kaëll is geen rimpel veranderd. Dus VTM, waar wachten jullie op?” (28 juni 2019,), De Morgen
  2.   Weblink bron “inleefvakantie” (12 - 08 - 2002)