inbrengen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·bren·gen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van in en brengen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
inbrengen |
bracht in |
ingebracht |
zwak -cht | volledig |
Werkwoord
inbrengen [1]
- overgankelijk naar binnen brengen
- overgankelijk bijdragen aan een gezamenlijke pot, doel of spel
- overgankelijk voorstellen
- overgankelijk onder de grond brengen
Verwante begrippen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1.
Zelfstandig naamwoord
de inbrengen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord inbreng
Gangbaarheid
- Het woord inbrengen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "inbrengen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be