Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·voe·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
invoeren
voerde in
ingevoerd
zwak -d volledig

Werkwoord

invoeren

  1. overgankelijk iets nieuws introduceren
    • Wordt het niet eens tijd om een nieuwe stijl in te voeren. 
  2. overgankelijk (techniek) invoer verzorgen in een systeem (met name informatie)
    • Voer jij deze waarden even in? 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
invaren

invoeren

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van invaren
    • ...dat wij invoeren. 
    • ...dat jullie invoeren. 
    • ...dat zij invoeren. 

Zelfstandig naamwoord

de invoerenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord invoer

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be