ibissen en lepelaars


Nederlands

 
witte ibis (Eudocimus albus)
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • ibis·sen en le·pe·laars
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ibissen en lepelaars
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de ibissen en lepelaarsmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord ibis en lepelaar
  2. meervoudsvorm als officiële benaming (roeipotigen) Threskiornithidae   een familie van vogels uit de roeipotigen. De familie telt 13 geslachten met in totaal 35 soorten
Hyperoniemen
Hyponiemen (in taxonomische zin)


Gangbaarheid

Meer informatie