hypocriet
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- hy·po·criet
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘huichelaar’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- afgeleid van het Griekse 'krī́nein' ‘schiften, oordelen, beslissen’ met het voorvoegsel hypo- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hypocriet | hypocrieten |
verkleinwoord | hypocrietje | hypocrietjes |
Zelfstandig naamwoord
- (psychologie) iemand die voordoet bepaalde waarden te huldigen, maar zich er zelf niet aan houdt
Synoniemen
Vertalingen
1. iemand die voordoet bepaalde waarden te huldigen, maar zich er zelf niet aan houdt
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | hypocriet | hypocrieter | hypocrietst |
verbogen | hypocriete | hypocrietere | hypocrietste |
partitief | hypocriets | hypocrieters | - |
Bijvoeglijk naamwoord
hypocriet
- huichelachtig.
- Kun je niets hypocrieters verzinnen?
Vertalingen
1. huichelachtig
Gangbaarheid
- Het woord hypocriet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hypocriet" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "hypocriet" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ hypocriet op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be