huwelijksmigratie

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hu·we·lijks·mi·gra·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huwelijksmigratie huwelijksmigraties
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de huwelijksmigratiev

  1. verhuizing naar een ander land in verband met een huwelijk
    • Sterckx publiceerde eerder over huwelijksmigratie en promoveerde op onderzoek naar gemengde huwelijken van Nederlanders van Turkse en Marokkaanse herkomst. Haar conclusie: de botsingen in gemengde relaties, werken integratie soms juist tegen.[1] 
    • Een uitgestelde triomf voor de vaak verguisde Rita Verdonk. Veel van de plannen die zij maakte tussen 2003 en 2007 bleken onwerkbaar of juridisch onhoudbaar. Maar op één front sleept zij nu dan toch binnen wat zij beoogde: de huwelijksmigratie onder Turken en Marokkanen is sinds het begin van dit millennium spectaculair gedaald, meldt het Sociaal en Cultureel Planbureau. Haalde in 2001 nog 60 procent van deze groepen hun bruid of bruidegom in het land van herkomst, nu is dat nog maar 15 procent.[2] 

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Volkskrant Anneke Stoffelen Irene de Zwaan 1 juli 2017
  2. Volkskrant Raoul du Pré 29 oktober 2014