huwelijk

Een katholiek huwelijk in India

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  huwelijk    (hulp, bestand)
• IPA: /ɦiu̯ələk/

Woordafbreking

• hu·we·lijk

Woordherkomst en -opbouw

• In de betekenis van ‘echtverbintenis’ voor het eerst aangetroffen in 1236
• Middelnederlands hūwelijc, houwelijc, -lic, door volksetymologische vereenzelviging met het achtervoegsel -lijk uit eerder hūweleec, hūweleic, samenstelling van huwe(n) v ‘echtpaar’ (waarvoor zie huwen) en leec ‘lied, gezang’. Evenals Middelnederduits hillik, hīlich, Oudhoogduits hīleih, Fries houlik en deels (het 2de lid) Engels wedlock, alle ‘huwelijk’.

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	huwelijk	huwelijken
verkleinwoord	huwelijkje	huwelijkjes

Zelfstandig naamwoord

het huwelijk o

1. (juridisch), (familie), (maatschappij) ambtelijke duurzame verbintenis tussen twee of meer mensen

   • Het huwelijk is in de VS ook opengesteld voor paren van hetzelfde geslacht. In sommige Midden-Oosterse landen kan één man met meerdere vrouwen trouwen. 

   ▸ We spraken uitgebreid over relaties, huwelijken, latten en open relaties en wat de voor- en nadelen hiervan volgens ons waren.

   ▸ Een vrouw uit Kansas vertrouwde me toe dat ze de benen had genomen na mishandeld te zijn in haar huwelijk.

2. (familie), (maatschappij) juridische en sociale liefdesband tussen man en vrouw, aangegaan voor het leven, met als doel het stichten van een gezin
3. (religie) sacrament en verbond waarmee een gedoopte man en vrouw zich voor het leven aan elkaar verbinden, met als doel het stichten van een gezin

   • Het huwelijk is één van de zeven sacramenten van de katholieke kerk. 

4. (figuurlijk) samenwerkingsverband

   ▸ De rest is geschiedenis: Nederland raakte opgezadeld met het liefdeloze huwelijk van CDA en PvdA.

Synoniemen

• echt

Hyponiemen

   

Twitterhuwelijk baliehuwelijk boshuwelijk buitenhuwelijks crosscousinhuwelijk dorpshuwelijk droomhuwelijk flitshuwelijk groepshuwelijk heterohuwelijk hindoehuwelijk holebihuwelijk homohuwelijk huiskamerhuwelijk huurpriesterhuwelijk importhuwelijk jozefshuwelijk kinderhuwelijk kindhuwelijk leviraatshuwelijk liefdeshuwelijk massahuwelijk migrantenhuwelijk nahuwelijk neef-nichthuwelijk niet-huwelijks nudistenhuwelijk olifantenhuwelijk opfrisbruiloft paspoorthuwelijk priesterhuwelijk schijnhuwelijk sprookjeshuwelijk triohuwelijk verstandshuwelijk voorbeeldhuwelijk voorhuwelijks voorkeurshuwelijk webhuwelijk weekendhuwelijk wiethuwelijk zwagerhuwelijk

Afgeleide begrippen

   

huwelijks huwelijksaangifte huwelijksaankondiging huwelijksaanzoek huwelijksadvertentie huwelijksafkondiging huwelijksakte huwelijksambtenaar huwelijksband huwelijksbed huwelijksbedrog huwelijksbeletsel huwelijksbelofte huwelijksbemiddeling huwelijksbijbel huwelijksbootje huwelijksbureau huwelijkscadeau huwelijksceremonie huwelijkscontract huwelijkscrisis huwelijksdaad huwelijksdag huwelijksdiner huwelijksdrama huwelijksfeest huwelijksgebod huwelijksgebruik huwelijksgelofte huwelijksgeluk huwelijksgemeenschap huwelijksgeschenk huwelijksgoed huwelijksinzegening huwelijksjaar huwelijksjubileum huwelijkskandidaat huwelijkskans huwelijkskostuum huwelijksleeftijd huwelijksleven huwelijkslijst huwelijksmakelaar huwelijksmarkt huwelijksmigrant huwelijksmigratie huwelijksmis huwelijksmoeilijkheden huwelijksmoraal huwelijksmunt huwelijksnacht huwelijksontbinding huwelijksovereenkomst huwelijkspaar huwelijkspartij huwelijkspartner huwelijksperikelen huwelijksplannen huwelijksplanner huwelijksplechtigheid huwelijksplicht huwelijkspolitiek huwelijkspremie huwelijksprobleem huwelijksreceptie huwelijksrecht huwelijksregister huwelijksreis huwelijksrelatie huwelijksscheepje huwelijkssluiting huwelijksstelsel huwelijkstrouw huwelijksverjaardag huwelijksvermogen huwelijksviering huwelijksvoltrekking huwelijksvoorwaarde huwelijkswet huwelijkswetgeving huwelijkszegen huwelijkszwendel huwelijkszwendelaar uithuwelijken

Verwante begrippen

• (betekenis): bruiloft, huwen, trouwerij, wittebroodsweken
• (etymologisch): huwen, hijliken ‘huwen’, hijlikmaker ‘koppelaar’

Uitdrukkingen en gezegden

• In het huwelijk treden

Trouwen

• Een huwelijk met de smalle trouwring

Een huwelijk met meer dan een vrouw.

Vertalingen

    1. ambtelijke of kerkelijke verbintenis tussen twee personen   

Duits: Heirat (de) v, Hochzeit (de) v, Trauung (de) v Engels: marriage (en), matrimony (en) Frans: mariage (fr) Grieks: γάμος (el) m (gámos) Italiaans: matrimonio (it) m

Latijn: matrimonium (la) o Noors: giftermål (no) o Oekraïens: шлюб (uk) m Papiaments: kasamentu Pools: małżeństwo (pl) o, ślub (pl) m Spaans: matrimonio (es) m

Verwijzingen

	stellend
onverbogen	huwelijk
verbogen	huwelijke
partitief	huwelijks

Bijvoeglijk naamwoord

huwelijk

1. met betrekking tot het huwelijk

   • Voorkom problemen met je huwelijke voorwaarden 

Opmerkingen

• in de meeste gevallen wordt huwelijks als adjectief van huwelijk gebruikt

Gangbaarheid

• Het woord huwelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "huwelijk" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.
• Zie Wikiquote voor meer informatie.