Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hu·we·lijks·aan·zoek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huwelijksaanzoek huwelijksaanzoeken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het huwelijksaanzoeko

  1. (juridisch), (familie), (maatschappij) een voorstel om in het huwelijk te treden
    • Hij ging op zijn knieën en deed haar een huwelijksaanzoek. 
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid