Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • huis·toe
Woordherkomst en -opbouw

Bijwoord

huistoe

  1. in de richting van het (eigen) huis, plaats of land
     De organisatoren hadden er immers mee gedreigd om de hele Unibet-formatie huistoe te sturen indien VDB er niet bij was. Nu zien of hij vandaag uit bed komt voor de eerste etappe, iets wat hem twaalf maanden geleden niet lukte.[1]
     Met een schrapend geluid nam hij de korte, haakse bocht, waarna hij nog verder versnelde: het rommelige getrappel van de draf ging over in de strakke dubbelslag van de gestrekte galop en zo, op de rug van het snelste dier in volle snelheid, ijlde hij huistoe.[2]


Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Frank Vandenbroucke start in Ronde van Murcia” (Dinsdag 28 februari 2006 om 00:00), De Standaard
  2. Gewassen vlees”   (1994), Em. Querido's Uitgeverij  , ISBN 9021479737