Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • huis·dich·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huisdichter huisdichters
verkleinwoord huisdichtertje huisdichtertjes

Zelfstandig naamwoord

de huisdichterm

  1. een vaste dichter van een organisatie of media
    • In het jaar 2000 installeerde de Rijksuniversiteit Groningen als eerste universiteit van Nederland een huisdichter. 

Gangbaarheid