1. vuur dat delen van woningen verteert schilder: A. Rademaker op Wikipedia

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • huis·brand
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huisbrand huisbranden
verkleinwoord huisbrandje huisbrandjes

Zelfstandig naamwoord

de huisbrandm

  1. vuur dat delen van een woning verteert
  2. brandstoffen voor gebruik in een woning
Opmerkingen
  • Het meervoud en het verkleinwoord komen alleen in de eerste betekenis voor.
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen