houvast
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- hou·vast
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | houvast | houvasten |
verkleinwoord | houvastje | houvastjes |
Zelfstandig naamwoord
het houvast o
- voorwerp waaraan men zichzelf of een zaak vast kan houden
- ▸ Het probleem was echter dat de boom meer dan vier meter boven een kolkende rivier hing en ik totaal geen houvast zou hebben tijdens het overbruggen van de zes meters die me van de overkant scheidden.[4]
- (bouwkunde) zware kram met een wigvormige punt aan beide uiteinden, waarmee constructiedelen worden vastgezet
Hyponiemen
Gangbaarheid
- Het woord houvast staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "houvast" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[5] |
- De schrijfwijze "holvast" werd in dit onderzoek door 50 % van de Nederlanders en 48 % van de Vlamingen herkend, hoewel dit nooit een officiële spelling is geweest. Het gaat hier om een uitspraakvariant in verschillende streektalen.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ houvast op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be