Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hoofd·ac·teur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hoofdacteur hoofdacteurs
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de hoofdacteurm

  1. (toneel) (filmkunst) speler die de voornaamste rol of een van de voornaamste rollen in een voorstelling vertolkt
     Tussen de scènes zingen de frisse jongens in pak beleefde grapjes, die ze onder andere met een wasbord begeleiden. Telkens komt een andere hoofdacteur met hen meedoen.[1]
     In een goed toneelstuk bestaat er wel een onderscheid tussen hoofdrollen en bijrollen, maar niet tussen hoofdacteurs en bijacteurs. En goede speler is een goede speler.[2]
  2. (figuurlijk) degene die voor een bepaalde ontwikkeling veel belangrijker is dan andere betrokkenen
     Jammer is dat hij slechts met enkele van de hoofdacteurs van het Watergate-drama heeft gesproken.[3]
Synoniemen
Antoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Van Benny Hill tot Python...” (4 oktober 2012) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron
    Wilfred Takken
    “Jury's, wees eens royaal” (6 mei 2005) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    Eric Boogerman
    “Watergate als loden last” (15 december 1990) op nrc.nl