Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ac·teur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord acteur acteurs
verkleinwoord acteurtje acteurtjes

Zelfstandig naamwoord

de acteurm

  1. (beroep) persoon die een personage uitbeeldt in een verhaal of rollenspel, toneelspeler, iemand die acteert
    • Deze bekende acteur speelde al in vijftig toneelstukken. 
     Er waren momenten dat acteren slechts aan acteurs voorbehouden was.[3]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen


Frans

Uitspraak
Woordafbreking
  • ac·teur
Woordherkomst en -opbouw
  enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
mannelijk   acteur     l'acteur     acteurs     les acteurs  
vrouwelijk   actrice     l'actrice     actrices     les actrices  

Zelfstandig naamwoord

acteur m

  1. (beroep) acteur