Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hoer·ach·tig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen hoerachtig hoerachtiger hoerachtigst
verbogen hoerachtige hoerachtigere hoerachtigste
partitief hoerachtigs hoerachtigers -

Bijvoeglijk naamwoord

hoerachtig

  1. gelijkend op, of eigenschappen hebbend van een hoer
    • De vrouw had zich opzichtig, seksueel uitdagend en hoerachtig gekleed en kreeg veel aandacht van de mannen. 
Synoniemen

Gangbaarheid