Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hart·ver·war·mend
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen hartverwarmend hartverwarmender hartverwarmendst
verbogen hartverwarmende hartverwarmendere hartverwarmendste
partitief hartverwarmends hartverwarmenders -

Bijvoeglijk naamwoord

hartverwarmend

  1. aangename saamhorigheid of vertedering oproepend
    • Haar omgang met de verschillende culturen was hartverwarmend en, beste collega's, ook zeer leerzaam. [2]
    • Zelfbeproeving, door ieder in werking gebragt, vertrouwen, door een ieder beoefend, geeft aan de gesprekken iets dat hartverwarmend en zielbekorend is. [3]
  2. bemoedigend, van binnen een heel positief gevoel gevend
    • Ik dank de jury voor een zo mooie prijs, voor mijn stek op een zo roemrucht palmares, en voor een juryrapport dat mijn werk zo hartverwarmend juist naar zijn waarde schat. [4]
    • Het is geene gerijmde zedekundige verhandeling of droog betoogend leerdicht, maar een hartverwarmend dichtstuk, vol leven en gevoel; [5]
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen