Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • haak·an·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord haakanker haakankers
verkleinwoord haakankertje haakankertjes

Zelfstandig naamwoord

het haakankero

  1. (bouwkunde) muuranker dat bestaat uit een vierkante staaf, aan één eind plat, aan het andere rechthoekig omgebogen en in de muur bevestigd

Gangbaarheid