Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • grut·ters·waar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord grutterswaar grutterswaar
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de grutterswaarv / m

  1. (voeding) (historisch) wat men bij een kruidenier kan kopen
    • Van grutterswaar moet hij weinig benul hebben gehad, want het kwam voor dat klanten die voor suiker kwamen soda mee naar huis kregen. [1]
    • Het jaarverslag behandelt de film als eerzame grutterswaar (…) [2]
Synoniemen
  1. grutterswaren
  2. kruidenierswaren

Verwijzingen

Gangbaarheid

Meer informatie