godshuis
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- gods·huis
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van god en huis met het invoegsel -s- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | godshuis | godshuizen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het godshuis o
- (religie) gebouw waarin godsdienstoefeningen plaatsvinden
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord godshuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "godshuis" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be