glosseren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- glos·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
glosseren |
glosseerde |
geglosseerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
glosseren [2]
- overgankelijk van aantekeningen (glossen) voorzien
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord glosseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "glosseren" herkend door:
39 % | van de Nederlanders; |
44 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ glosseren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be