Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·zag·heb·bend
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen gezaghebbend gezaghebbender gezaghebbendst
verbogen gezaghebbende gezaghebbendere gezaghebbendste
partitief gezaghebbends gezaghebbenders -

Bijvoeglijk naamwoord

gezaghebbend

  1. overwicht hebbend of gewicht hebbend [3]
    • Een gezaghebbende instantie. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen