Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·mar·merd
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen gemarmerd gemarmerder gemarmerdst
verbogen gemarmerde gemarmerdere gemarmerdste
partitief gemarmerds gemarmerders -

Bijvoeglijk naamwoord

gemarmerd

  1. lijkend op marmer, met het uiterlijk van marmer
    • Ik ontving een gemarmerde geboortekaart. 
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van: marmeren…
verbogen vorm: gemarmerde

gemarmerd

  1. voltooid deelwoord van marmeren

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be