geloofsafval
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ge·loofs·af·val
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | geloofsafval | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (religie) het verlies van een geloof; het uittreden uit een kerkgenootschap
- ▸ Uit het rapport blijkt dat het aantal ongelovigen toeneemt maar dat hun rechten zwaar onder druk staan. In dertien landen staat zelfs de doodstraf op geloofsafval en godslastering. Ook nemen politieke leiders atheïsten en humanisten steeds vaker op de korrel.[2]
Afgeleide begrippen
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord geloofsafval staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Ongelovigen wereldwijd gediscrimineerd” (Dinsdag 9 december 2014, 14:35), NOS