Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·lijk·moe·dig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen gelijkmoedig gelijkmoediger gelijkmoedigst
verbogen gelijkmoedige gelijkmoedigere gelijkmoedigste
partitief gelijkmoedigs gelijkmoedigers -

Bijvoeglijk naamwoord

gelijkmoedig [1]

  1. van een persoon dat die altijd min of meer in dezelfde stemming verkeert
    • De gelijkmoedige man was op geen enkele manier driftig te maken. 
Synoniemen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen