gelegenheidsdicht

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·le·gen·heids·dicht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gelegenheidsdicht gelegenheidsdichten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het gelegenheidsdichto

  1. (dichtkunst) gedicht vervaardigd voor een bepaalde gelegenheid

Gangbaarheid