gapestokk

En gapestokk.
Een kaak.

En gapestokk (Bonn, Tyskland).
Een schandpaal (Bonn, Duitsland).

En gapestokk (Ilmenau, Tyskland).
Een kaak (Ilmenau, Duitsland).

Noors

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / ˈgɑːpəstɔk /

Woordafbreking

• ga·pe·stokk

Woordherkomst en -opbouw

• Samenstelling van de Noorse zelfstandige naamwoorden gape en stokk

Naar frequentie	98448

	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	gapestokk	gapestokken	gapestokker	gapestokkene
genitief	gapestokks	gapestokkens	gapestokkers	gapestokkenes

Zelfstandig naamwoord

gapestokk, m

1. (geschiedenis) kaak, schandpaal

   «I gamle dager var det gapestokk utenfor Sandar kirke.»

   In de oude dagen was de schandpaal buiten voor de kerk in Sandar.

2. een publieke negatieve publicatie of namenslijst, voornamelijk in de publieke media, bijvoorbeeld met pedofielen, maar ook ten opziochte van werklui, restaurants en anderszins.

Nynorsk

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / ˈgɑːpəstɔk /

Woordafbreking

• ga·pe·stokk

Woordherkomst en -opbouw

• Samenstelling van de Nynorske zelfstandige naamwoorden gape en stokk

	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	gapestokk	gapestokken	gapestokkar	gapestokkane

Zelfstandig naamwoord

gapestokk, m

1. (geschiedenis) kaak, schandpaal
2. een publieke negatieve publicatie of namenslijst, voornamelijk in de publieke media, bijvoorbeeld met pedofielen, maar ook ten opziochte van werklui, restaurants en anderszins.