Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ga·lop·sprong
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord galopsprong galopsprongen
verkleinwoord galopsprongetje galopsprongetjes

Zelfstandig naamwoord

de galopsprongm

  1. een sprong van een paard zoals tijdens de galop
    • Met een galopsprong was de ruiter over het slootje heen. 

Gangbaarheid