Andalusisch paard in galop

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ga·lop
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘snelle gang van paard’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1588 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord galop galops
verkleinwoord galopje galopjes

Zelfstandig naamwoord

de galopm

  1. de snelste gang van een paard
    • Zij gingen over in galop. 
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen