fysisch
Niet te verwarren met: fysiek |
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- fy·sisch
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘overeenkomend met de natuur’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1784 [1]
- afgeleid van fysica met het achtervoegsel -isch [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | fysisch | fysischer | |
verbogen | fysische | fysischere | |
partitief | fysisch | fysischers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
fysisch
- betrekking hebbend op de 'natuur' of 'natuurkundig'
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord fysisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fysisch" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "fysisch" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ fysisch op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be