fourniturenwinkel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • four·ni·tu·ren·win·kel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fourniturenwinkel fourniturenwinkels
verkleinwoord fourniturenwinkeltje fourniturenwinkeltjes

Zelfstandig naamwoord

de fourniturenwinkelm

  1. een winkel waar naaibenodigdheden te koop zijn
     Het is haar vader die iets anders oppert. Vijftien is ze, als hij haar een fourniturenwinkel voorstelt. In zeemanstaal: een baan op de wal. In dit geval: in de Walhofstraat, tegenover het ouderlijk huis.[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Julia Henkel
    “Henriëtte Lasonder, Fournituren” (30-04-2018), Tubantia