• flan·ke·ring
enkelvoud meervoud
naamwoord flankering flankeringen
verkleinwoord

de flankeringv

  1. een versterking van iets, een aanvulling op iets
     Het Utrechtse museum heeft al eerder Koch-exposities gehad, maar die bleven beperkt tot zijn eigen werk. De nieuwe tentoonstelling wordt extra boeiend door de gulle flankering met werken van collega's als Carel Willink, Raoul Hynckes en Charley Toorop en buitenlanders als Georg Grosz en Otto Dix. Allemaal even magisch, met droomwerken vol onvoorstelbare schoonheid en drastisch onheil.[2]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Expositie nuanceert beeld van foute schilder Pyke Koch” (Zaterdag 18 november 2017, 19:56), NOS