filmcriticus
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- film·cri·ti·cus
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van film en criticus [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | filmcriticus | filmcritici |
verkleinwoord | filmcriticusje | filmcriticusjes |
Zelfstandig naamwoord
de filmcriticus m
- (beroep) iemand die beroepshalve films beoordeelt
- ▸ Het was vreemd genoeg tante Johanne die opbelde en hem enthousiast overhaalde en ze was per slot van rekening toch een van de meest gewaardeerde filmcritici van het land.[2]
Synoniemen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044645149
Gangbaarheid
- Het woord filmcriticus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.